In het Fries Dagblad las ik een artikel,
dat me inspireerde tot het schrijven van de volgende tekst:
Heel vaak niet aangekeken,
toch was jij gezien.
Bij God, denk ik,
al kan ik dat natuurlijk
niet bewijzen.
Maar jammer is het wel,
ze hebben wat gemist
die jou niet zagen
in hun haast,
met hun gekleurde blik.
Misschien, zo af en toe,
raakte een blik van God jou aan,
als iemand door de buitenkant heen
keek naar jou,
en, ook al is het maar voor even,
zag wie jij echt was;
uniek en onbetaalbaar mens.
Getekend heel misschien
tot op de bodem van je ziel
door wat je ooit
hebt meegemaakt,
daardoor, zoals men dat dan noemt;
onaangepast en raar.
Maar diep van binnen
mens nog, net als ik,
die hunkert echt gezien te zijn,
en dan gegroet,
een glimlach, knipoog, opgestoken hand:
dag broeder, zuster,
alle goeds.
Wat kan ik voor je doen,
wie kan ik voor je zijn?
Je bent mijn medemens,
ik heb je lief zoals je bent.
Jij hebt dat zo het lijkt
teveel gemist
toen je nog leefde.
En wat hebben wíj gemist
in jou?
Het antwoord op die vraag
weet God alleen,
die jou nu in zijn armen sluit
en in je oren fluistert:
Welkom thuis!